60 jaar Molukse popmuziek in Winterswijk

60 jaar Molukse popmuziek in Winterswijk

Door Erik Meinen

Als zestig jaar geleden de eerste Molukkers naar Winterswijk komen, blijken zij al snel een verrijking te zijn voor de nog prille Winterswijkse popcultuur. Zonder de inbreng van deze rasmuzikanten had de geschiedenis van de Winterswijkse popmuziek er heel anders uitgezien. In alle uithoeken van het lokale muzikale universum laten ze hun sporen na: van pop tot soul, funk, folk, rock & reggae. The White Waves is de eerste Winterswijkse band die een 45-toeren single op de markt brengt.
KAMP VOSSEVELD
In 1942 bouwt de Duitse bezetter in het kader van de Nederlandse Arbeidsdienst aan de Steengroeveweg, op de plek waar nu de manege van de Hippische Vereniging Winterswijk staat, een groot aantal barakken. Jongens en meisjes tussen de 18 en 23 jaar vervullen er gedurende een halfjaar hun verplichte ongewapende dienstplicht. De Duitse Wehrmacht neemt nog even bezit van het kamp, maar kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog dient Vosseveld ter internering van NSB’ers en andere collaborateurs. Na enkele maanden wordt het kamp exclusief bestemd voor circa 550 vrouwelijke NSB-ers. In 1948 worden zij afgelost door de “a-socialen” van strafinrichting Veenhuizen. In 1949, aan het begin van de koude oorlog, worden er de Luchtstrijdkrachten gelegerd die een radarpost bemannen op het zweefvliegveld in het Willinks Weust. Vandaar wordt het luchtverkeer in oostelijke richting in de gaten gehouden. In 1955 wordt deze post opgeheven. De soldaten verhuizen met de radarschotels mee naar Holterhoek. De barakken komen leeg te staan.
NIEUWBOUW
Een grote groep KNIL-militairen van Zuid-Molukse afkomst en hun gezinnen komt in 1951, na het uitroepen van de onafhankelijkheid van Indonesië, naar ons land. Ze worden verspreid over tientallen kampen, waar de woonomstandigheden veel te wensen over laten. Als duidelijk wordt dat hun verblijf van meer dan tijdelijke aard is, wordt er uitgekeken naar betere huisvesting. Ook kamp Vosseveld wordt aangewezen als nieuw woonoord voor de Ambonezen, zoals ze in die jaren nog vaak genoemd worden. Omdat de militaire barakken in slechte staat zijn, wordt besloten tot de nieuwbouw van 75 eengezinswoningen op het kamp.
Op 26 augustus 1959 komen de eerste twaalf gezinnen naar Vosseveld. In de loop van 1960 is kamp Vosseveld geheel bewoond. De meeste komen van woonoord Schattenberg, het voormalige doorgangskamp Westerbork in Drenthe of uit Kruiningen in Zeeland. Gemiddeld zijn er zo’n zes kinderen per gezin. In totaal bevolken zo’n 500 à 600 mensen het kamp. Het kamp is goeddeels zelfvoorzienend, heeft een eigen kleuterschool, kerkje en kantine. Voor de jeugdige Molukkers verloopt het contact met de buitenwereld via school – de Wilhelminaschool krijgt er plots 145 leerlingen bij! –  en vooral….via de muziek.
MUZIKALITEIT
Muziek neemt een belangrijke plaats in in het leven van de Molukse gemeenschap. Naast de eigen traditionele muziek, de zogenaamde “lagu lagu”, brengen ze het Amerikaanse repertoire mee, dat in hun geboorteland op de radio te beluisteren was via de Amerikaanse stations die uitzonden vanaf de Filipijnen: evergreens, country & western én, voordat ons land er kennis mee maakte, rock ’n roll.
Snaarinstrumenten staan centraal in de Molukse cultuur. In veel gezinnen is een goede gitaar belangrijker dan een nieuw bankstel. De techniek van het spelen wordt van generatie op generatie overgebracht. Een van de nestors van het gitaarspel op Vosseveld is de uit Schattenberg afkomstige Benny Pietersz, een buitengewoon getalenteerde muzikant, die later nog naam maakt in de jazzwereld. Zijn vrienden Nelis Tuankotta en Mingus Souhuwat spelen ook gitaar. Via hen verspreidt het gitaarvirus zich snel. Noten lezen is er dikwijls niet bij. Sommige families, zoals Noya, Tetelepta en Pietersz barsten van het muzikale talent. De samenhorigheid op het kamp, de verwerking van een noodgedwongen en ongewild vertrek uit hun moederland en het gebrek aan werk, zeker in de eerste jaren na aankomst in Nederland, verklaren de belangrijke plek die muziek inneemt binnen de Molukse gemeenschap. Al snel na aankomst in Winterswijk vormen zich in eigen kring de eerste bands. De bekendste is ongetwijfeld The White Waves.


JOHANNIS NOYA
Een belangrijke rol bij The White Waves is weggelegd voor Johannis Noya. Hij is vader van twee van de bandleden, gitarist Eddy en bassist Andy, en regelt alle zaken rondom de band, de financiën en de optredens. Noya is kleermaker van beroep en maakt ook de fraaie kostuums, rechtstreeks afgekeken van hun helden, de Tielman Brothers, waarmee “zijn jongens” de show stelen. Noya is een man die zijn vak verstaat. Burgemeester Vlam komt regelmatig op kamp Vosseveld om zich, in de positieve zin des woords, in het pak te laten steken.

Aanvankelijk gaat de band met zanger Freddy Tetelepta als Freddy and the White Waves door het leven. Het eerste optreden vindt op tweede kerstdag 1963 plaats op een teenagersbal bij zaal Jaspers aan de Groenloseweg. Het repertoire bestaat uit rock ’n roll, aangevuld met in een stevig jasje gestoken Molukse traditionals als “Terang Boelan” en “Nina Bobo”. Rudy van Dalm’s “Waarom Huil Je” doet het ook altijd erg goed bij het publiek. De band is succesvol op regionale talentenjachten en dansavonden en treedt met grote regelmaat in Duitsland op. De verdiensten die eruit voortvloeien zorgen ervoor dat de Echolette en Dynacord versterkers al snel worden ingeruild voor in die tijd zeer kostbare Fender-apparatuur.
Zanger Freddy wordt begin 1965 door de Winterswijkse gitarist Rini Wikkerink “weggekaapt” bij the White Waves en overgehaald om in The Krebs te gaan spelen, een beatband waarin David Pietersz gitaar speelt. Met Sammy Noya achter het drumstel verzorgen the White Waves een maandelijkse dansavond in de Harmonie. Ook in de regio, zoals bijvoorbeeld bij zaal Langeler in Hengelo (Gld.) zijn de heren met grote regelmaat present.

In het voorjaar van 1965 acht Johannis Noya de tijd rijp voor het opnemen van een plaat. Hij neemt contact op met diverse platenmaatschappijen. Helaas zonder succes. Noya laat het er niet bij zitten en besluit de plaat zelf te financieren. In de Phonogram-studio in Hilversum wordt in één dag een single opgenomen. Phonogram zorgt ervoor dat de plaat in een oplage van 500 stuks wordt geperst. De band zorgt zelf voor de distributie. De single van the White Waves is de eerste 45-toeren single van een Winterswijkse band. De meeslepende uitvoering van “You Win Again” blijkt achteraf volgens de kenners een van de allerbeste vocale Indorock opnames te zijn die ooit op de plaat is gezet. Het origineel is een compositie van Hank Williams uit 1952. Op de A-kant van de single staat een versie van Bill Haleys “Skinnie Minnie”, in Duitsland in die dagen immens populair in de uitvoering van Tony Sheridan & The Beat Brothers.
FANS
Met twee Opel Kapitän’s en een busje vol instrumenten en apparatuur toert de band door Duitsland en België. In Duitsland heeft men niet alleen een fanclub, waarvan er overigens in Winterswijk ook eentje bestaat, maar er spelen zich bij optredens Beatles-achtige taferelen af, compleet met gillende meiden die de bühne bestormen om een stukje haar van de jongens te bemachtigen. De broers Scholten, overdag werkzaam in een slachterij, worden als bodyguards ingehuurd om het podium schoon te houden.
ANNEKE GRÖNLOH
In november 1966 treden The White Waves op in de Red Band Top Parade, een programma van Radio Veronica, gepresenteerd door Wim-Jaap van der Laan. Van der Laan is de man van zangeres Anneke Grönloh. The White Waves krijgen het aanbod haar te begeleiden op een toernee door Indonesië. De bandleden hebber er wel oren naar, maar omdat Sammy Noya en Micky Oppier nog op school zitten, gaat het feest niet door.
SOUL-RAGE
Als in 1967 de soul-rage zijn intrede doet gooien the White Waves hun repertoire om. Naast een aantal eigen songs worden er liedjes als “Midnight Hour” en “Land of Thousand Dances” gespeeld. Ook progressief rockwerk van The Cream of The Jimi Hendrix Experience komt aan bod. Er wordt in Winterswijk opgetreden bij High & Dry in de Jeugdkerk en bij Top ’67 dat in de Eendracht aan de Zonnebrink zetelt. De White Waves spelen ook iedere maand op de Pier in Scheveningen. Daar halen ze bij een beatconcours, waaraan bands uit Nederland, België en Duitsland deelnemen, de finale. Het zal een van de laatste wapenfeiten van de groep zijn. Op Tweede Paasdag 1968 treedt men nog aan voor een beatmarathon in het Parochiehuis. Daarna wordt er niets meer van The White Waves vernomen. Dat wil zeggen, tot januari 1986, want dan laat de groep nog éénmaal van zich horen op een reünieavond bij zaal Spiekerman in Meddo.
MIX-BANDS
The White Waves zijn niet de enige Molukse band in de jaren zestig. The Orphans met leden uit de families Pietersz en Tetelepta aangevuld met zanger Zefnath Tigele timmeren ook flink aan de weg. Tegelijkertijd ontstaan de eerste gemengde bands, waarin Ambonese en Hollandse jongens samen musiceren, zoals The Krebs, Double Explosion en Wonderland of Paradise. Toepasselijk is in dat kader de naam van de band The Hollams (een samenvoeging van de woorden Hollands en Ambonees, een mix-band met Winterswijkse en Grolse muzikanten.
DANIEL SAHULEKA
Daniel “Daantje” Sahuleka maakt al vroeg indruk met zijn virtuoos gitaarspel, eerst in Tomorrow’s Children en Wonderland of Paradise, later in de band Nangoya. In de laatste band trommelt aanvankelijk ook percussionist Nippy Noya. Daniel Sahuleka en Nippy Noya zijn de twee Winterswijks-Molukse muzikanten die uiteindelijke grote faam zullen maken in de internationale popwereld.
Als de Haagse Motions-zanger Rudy Bennett in 1976 voor Daniel Sahuleka een platencontract bij Polydor weet af te dwingen, verschijnt even later zijn eerste solo-single “You Make My World So Colourful”. De “Stevie Wonder van de Lage Landen” krijgt na een aantal platen steeds meer succes en in Indonesië rijst zijn ster zelfs tot grote hoogte. Sahuleka verhuist naar de Gooise matras om verder te werken aan zijn carrière. Zijn status in het Verre Oosten bezorgt hem in 2006 het ereburgerschap van Jakarta.
NIPPY NOYA
Nippy Noya is een buitenechtelijk kind van een Japanse officier en een Indonesische verpleegster. Hij wordt door de familie Noya geadopteerd en komt op vijfjarige leeftijd met hen naar Nederland en uiteindelijk in Winterswijk terecht. Al op jonge leeftijd speelt hij op een tifa, een Molukse trommel. Via de bongo, maakt hij eind jaren 60 de stap naar de conga, zijn hoofdinstrument. Nippy is dan inmiddels naar Amsterdam verhuisd. Daar komt zijn loopbaan tot bloei in bands als Sail-Joia en Massada en als begeleidingsmuzikant van wereldsterren als Chaka Kahn, Sheila E., JJ Cale, Toots Thielemans, Udo Lindenberg en vele anderen. Noya geeft ook ruim twintig jaar les aan het Enschedese conservatorium.
LOU PATTY
In de jaren 70 en daarna zijn er aanvankelijk nog bands binnen “de eigen gelederen” zoals Paranoid, Navajo en J.J. & Friends, maar steeds vaker staan Winterswijkse en Molukse muzikanten zij aan zij op het podium. Al steken ze hun voorkeur voor zwoele funky jazzy klanken niet onder stoelen of banken, Molukse musici vinden we terug in alle uithoeken van het popmuzikale universum: van pop tot soul, funk, folk, rock & reggae.
Onder de derde en vierde generatie, met nazaten uit gemengde relaties vervaagt het onderscheid verder, al vernoemt zanger-gitarist Roger Heerink zijn band nog wel naar de familienaam van zijn moeders kant: Lou Patty.

Erik Meinen is medewerker van het Poparchief Achterhoek en Liemers (PAL). In 2009 was hij eindredacteur van het boek “Popmuziek in Winterswijk – Een greep uit vijftig jaar pophistorie”. Voor de Winterswijkse 50+ Krant duikt hij in de geschiedenis van de plaatselijke (pop)muziek- en jeugdcultuur.

De Vijftigpluskrant, 1 oktober 2019LEES VERDER

Molukkers horen bij rijke geschiedenis Winterswijk

Door André Vis

Het was 26 augustus zestig jaar geleden dat de eerste twaalf Molukse gezinnen aankwamen op kamp Vosseveld. Nu wonen er nog 450 mensen met een Molukse achtergrond in ons dorp. Het jubileum is in september groots herdacht. Er komt een monument, en terecht want de geschiedenis van Winterswijk in de 20e eeuw is deels de geschiedenis van een volk dat naar ons land is gehaald met een valse belofte, wiens unieke cultuur lang is onderschat maar die zijn plaats in onze samenleving desondanks waardig heeft ingenomen.
We reden er wel eens langs met onze familie, op zonnige zondagmiddagen, achterop bij vader op de fiets, zo halverwege de jaren zestig. Daar in de buurt van de Steengroeve, bij de voetbalvelden van Vosseveld, was het Ambonezenkamp zoals dat in de volksmond heette. Een soort nederzetting was het waar de mensen woonden die ooit in ons land waren aangekomen en die inmiddels kinderen hadden gekregen die zo oud waren als ikzelf, mijn broers en mijn zus. Opeengepakt zaten ze daar op een afgeschermd perceel, niet in rijtjeshuizen zoals bij ons in de bomenbuurt. Weggedrukt buiten de bebouwde kom. Het zal toeval zijn, maar de symbolische werking daarvan laat me niet los. Alsof ze er niet bij hoorden; hoe tragisch.
Met de herdenkingen van augustus en september in het achterhoofd vroeg ik me het volgende af: wat weet ik eigenlijk van de komst van de eerste groep Molukkers in Winterswijk, nota bene in mijn geboortejaar? Wat weet ik van de achtergrond van al die gezinnen die neerstreken in ons dorp? Wat weet ik van hun verleden? Ik weet niets. Nou ja, door te lezen weet ik het nodige van de kolonisatie, van de oorlog in Atjeh, van Colijn en vooral van de politionele acties, van de merkwaardige illusie die de politiek kort na de Tweede Wereldoorlog koesterde dat dekolonisatie voor veel landen gold maar kennelijk niet voor Indië.
Wilhelminaschool
Maar terwijl wij kinderen van de jaren zestig mede-Winterswijkers zagen, sommigen net zo oud als wij, die een bruine huid hadden, van wie werd gezegd dat ze alleen maar rijst aten, die Ambonezen werden genoemd, bleef het in de schoolklas akelig stil. Als je niet op de Wilhelminaschool zat (of later de Prins Willem Alexanderschool) , dan ontging je alles van de groep

Wilhelminaschool 1963

Molukkers in ons dorp. Een grote groep Winterswijkers met een geheel andere achtergrond, een boeiende achtergrond, boeiend genoeg om die ons te vertellen, om de Ambonezen  te begrijpen, hun twijfels, hun angsten, hun conventies; het kwam er niet van op een van de drie lagere scholen die ik tussen 1966 en 1971 doorliep: school O, de Kohnstammschool en De Olm.
De scheiding tussen kinderen van Ambonese origine en wij was zo groot dat ik altijd een verkeerde gedachte had omtrent de prijs van een tijdschrift uit een wekelijkse serie. Er stond dan bijvoorbeeld: prijs abonnees 1,50 gulden, prijs voor niet-abonnees 2 gulden. Tot diep in mijn jeugd heb ik gedacht dat Ambonezen dus minder voor de Sjors of de PEP hoefden te betalen dan wij – eh ja – blanke Nederlanders. Zo zag ik dat, als kind en later bleek dat ik niet de enige was die zo dom was.

Eind jaren zestig werden de Molukse gezinnen in de nieuwbouw achter de flats in de Olmenstraat geplaatst. Onze oude bomenbuurt werd fysiek alleen door de flats en de bijbehorende grasvelden gescheiden van de nieuwe wijk met namen van bomen waarvan ik als jongen van tien niet eens het bestaan kende; de ceder, de abeel, de acacia. Soms zag je de Molukse jongens van je eigen leeftijd wel eens voetballen maar toch niet vaak. Het was alsof de Acacialaan de demarcatielijn was tussen het oude Winterswijk en de wijk waar de Ambonezen woonden.
En zo groeiden we in die tijd op als gescheiden volkeren, hoe ernstig, pijnlijk en jammer. Wat had ik graag een bezoek gebracht aan het kamp Vosseveld. Wat zou ik veel geleerd hebben van de Molukse gebruiken als we gewoon iets van een uitwisseling hadden gehad, in de zesde klas bijvoorbeeld tussen De Olm en de Prins Willem Alexanderschool die in 1968 naast de Kohnstammschool verrees en waar de Molukse kinderen naar toe gingen? De jongens van de Wilhelminaschool en de Prins Willem Alexanderschool hebben die kruisbestuiving wel ondergaan. Althans dat kan worden opgemaakt uit een interview dat archivaris Henk Nijman (oud-Wilhelminaschool) en welzijnswerker Theo Tetelepta in 1999 aan dagblad Trouw gaven. Die ene quote van Nijman waarin hij vertelt hoezeer de Molukse kinderen een voorsprong hadden op motorisch vlak. Zozeer, dat hun zakken uitpuilden van de knikkers daar waar die van de ‘autochtone’ kinderen steeds leger werden. Ik heb nooit met Molukse kinderen geknikkerd. Zij kwamen niet door de demarcatielijn en ik al evenmin.


Gijzelingsactie
September 1970 bezetten Molukse jongeren de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar. Ik kan me nog herinneren hoe ik als jongen van elf na schooltijd via de radio het verloop van de bezetting volgde, maar zelfs deze,  voor die tijd ongekende, gijzelingsactie was voor meester Van der Kleij geen reden de volgende dag de lessen te skippen en de dag geheel te besteden aan ons Indië-verleden, de VOC, de economische opbrengst, de politionele acties, en bovenal aan het KNIL en hoe de Molukse mannen de koningin en de Nederlandse vlag dienden. Indië bleef ruim een jaar na het geruchtmakende tv-interview van Joop Hueting, hoogleraar in de psychologie en Indië-veteraan die wandaden van de Nederlandse militairen onthulde, een gesloten boek voor ons jongens van de bomenbuurt.
Daniel
Al wat ik als kind van de Ambonezen meekreeg, was Noot Singadji in het eerste van WVC en twee vijftienjarige meisjes bij korfbalclub Wiko, Henny Silooy en Christien Tanroubak. Ik genoot van de schoonheid van hun namen: Tuankotta, Pattiruhu, Leatemia, Loupatty en in 1975 brak maar zo singer/songwriter Daniel Sahuleka door met You make my world so colourful.  Maar uiteindelijk stond de Molukse gemeenschap ver af van mijn dagelijks leven.
Tot ik ruim vijf jaar geleden tijdens mijn werkzaamheden in Arnhem een jonge, blonde vrouw de hand schudde met de naam Berendien Tetelepta. Mijn natuurlijke reactie: ‘Hé, dat doet me denken aan mijn jeugd in Winterswijk. Daar was een Molukse gemeenschap met een familie Tetelepta’. ‘Nou, daar komt mijn man vandaan’.
Ik realiseer me nu dat bijkans mijn hele leven zich heeft afgespeeld met de Molukse gemeenschap in het achterhoofd. Ik woon al een kleine jaar of veertig niet meer in Winterswijk maar al 33 jaar in de Molukse wijk van Rijssen, één huis verwijderd van de Molukse kerk en het cultureel centrum waar in herfst en winter met ouderwetse neonletters wordt weergegeven dat het centrum OPEN is. Als er een Molukker overlijdt, komen ze van heinde en verre voor de afscheidsdienst. Ze mogen zijn uitgewaaierd over het land, de Molukse Rijssenaren, ze mogen getrouwd zijn met partners wier ouders en voorouders alleen maar met boerenkool zijn opgevoed, die kortom Hollandser zijn dan tulpen en molens; de culturele band is voor de eeuwigheid.
De geschiedenis van Winterswijk is een rijke. De Ambonezen maken hier een wezenlijk onderdeel van uit. Helaas heb ik ze nauwelijks leren kennen. Het is een leemte in een fantastische jeugd.

André Vis (Winterswijk, 1959) was onder meer sport- en hoofdredacteur van De Twentsche Courant Tubantia en is tegenwoordig publicist en adviseur.

De Vijftigpluskrant, 1 oktober 2019

Bron : https://www.oudwinterswijk.nl/molukse-gemeenschap/

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *