Met een roze vreemdelingen- paspoort werden Molukkers in Nederland staatloze burgers

Met een roze vreemdelingen- paspoort werden Molukkers in Nederland staatloze burgers

In 1950 werd de onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken uitgeroepen, maar die werd door de Nederlandse overheid, voormalig kolonisator, niet erkend. Liever dan te kiezen voor de Nederlandse of Indonesische nationaliteit, accepteerden Molukkers in Nederland het ‘roze vod’. Dan maar staatloos burger.

Door Eric Seleky en Maurice Seleky

Op het eerste oog ziet dit eruit als een normaal Nederlands paspoort, maar het zinnetje in het binnenwerk ‘Wordt als Nederlander behandeld op grond van de wet van 9-9-1976, Stb. 468’ laat zien dat dit een document is met een bijzondere status. De houder ervan draagt niet het Nederlanderschap. Dit is het zogenaamde ‘faciliteitenpaspoort’.

Dekolonisatie gaat verder dan onafhankelijkheidsverklaringen tussen staten, ook de afspraken tussen de voormalige kolonisator en bewoners van de voormalige koloniën zijn cruciaal. Een van de opmerkelijkste effecten van dekolonisatie door Nederland is het verschijnsel van ‘staatloosheid’.

Een paspoort te zien in de tentoonstelling Menyala in het Drents Museum in Assen. Foto: Renate Beense

Vreedzame demonstraties

In Nederland staan circa 6.000 personen geregistreerd als staatloos in de Basisregistratie Personen, waaronder groepen afkomstig uit voormalige koloniën zoals Papoea’s, Surinamers en zo’n 1.100 Molukkers. Voor ieder van deze groepen zijn separate afspraken gemaakt door de Nederlandse overheid.

Voor Molukkers in Nederland is deze curieuze juridische status ontstaan na de Nederlandse erkenning van de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949. Destijds werden tijdens de Nederlands-Indonesische Ronde Tafel Conferentie afspraken gemaakt over de nationaliteit van de verschillende bevolkingsgroepen in de voormalige kolonie Nederlands-Indië.

Voor de Molukkers – afkomstig van de Molukse eilanden waar Nederland al sinds de 17de eeuw actief was als kolonisator – werd bepaald dat zij de Indonesische nationaliteit zouden krijgen. Veel van de Molukkers die in het voormalige Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (Knil) hadden gediend, wilden evenwel geen Indonesisch staatsburgerschap; zij zagen zichzelf eerder als staatsburgers van de op 25 april 1950 uitgeroepen Republiek der Zuid-Molukken (RMS). De Nederlandse overheid erkende de RMS echter niet. Toen deze circa 3.500 Molukse oud-Knil-militairen in 1951 met hun gezinnen naar Nederland kwamen, waren ze juridisch gezien Indonesische staatsburgers, of ze dat nu wilden of niet.

Molukse demonstranten gaan de straat op om aandacht te vragen voor hun beloofde terugkeer.

Nadat de terugkeer naar eigen land steeds onzekerder werd, vroegen de Molukkers in de jaren zestig met vreedzame demonstraties aandacht voor hun zaak. Dit leidde tot ongerustheid bij de Nederlandse overheid die weinig belangstelling toonde voor het welzijn van de Molukkers, wat onder meer bleek uit de huisvesting in voormalige concentratiekampen zoals kamp Westerbork en kamp Vught. De overheid wist niet goed hoe ze tegen de protesterende Molukkers moest handelen, want optreden tegen Indonesische staatsburgers lag gevoelig, zo vlak na de onafhankelijkheidsstrijd. Bovendien maakte ook de koloniale aanwezigheid van Nederland in Nieuw-Guinea de verstandhouding met Indonesië gespannen.

Bij het opstellen van het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties in 1951 duurde het lang voordat Nederland overging tot ratificatie. Dit had er onder meer mee te maken dat de Molukkers, die Indonesië om politieke redenen hadden verlaten, door dit verdrag mogelijk het stempel ‘politiek vluchteling’ konden krijgen. Nederland wilde dit voorkomen, omdat een formele vluchtelingenstatus het tijdelijke verblijf van de Molukkers vermoedelijk permanent zou maken. Het overheidsbeleid ten opzichte van de juridische positie van de Molukkers zou nog lang ambivalent blijven.

In de jaren vijftig en zestig riep Indonesië zijn staatsburgers op zich te melden bij de ambassades om hun staatsburgerschap te behouden. Dit gold dus ook voor Molukkers. Het is de vraag of deze oproep überhaupt bij hen terecht is gekomen, gezien de lage aantallen die hieraan gehoor hebben gegeven. De meeste Molukkers weigerden het Indonesische staatsburgerschap, en opteerden ook niet voor het Nederlanderschap, want ze zagen dat als gedwongen assimilatie. Ze zagen zichzelf eerder als burgers van de RMS, ook al was die niet erkend. Ze werden daarmee de facto ‘staatloos’.

De staatloze Molukkers kregen een roze vreemdelingenpaspoort, vaak aangeduid als het ‘roze vod’. Dat velen bewust kozen voor het roze vreemdelingenpaspoort, en dus ook geen Nederlander wilden worden, illustreert hoe diep het gevoel van verraad zat. In Nederlands-Indië was immers ‘het gelijk laten stellen’ aan Europeanen voor ‘inlanders’ nog het hoogst haalbare binnen het zeer racistische systeem van de kolonie. Hiermee werd namelijk de kans op goed onderwijs en maatschappelijk succes aanzienlijk groter.

Een roze vreemdelingenpaspoort. Foto: Renate Beense

Treinkaping bij Wijster

In de jaren zeventig – na jaren van vreedzame demonstraties voor de Molukse zaak – grepen Molukse jongeren van de tweede generatie naar extremere middelen, in de geest van Che Guevara, de PLO en de Rote Armee Fraktion. Na de bezetting van de Indonesische ambassadeurswoning in Wassenaar in 1970 en andere gewelddadige acties zoals de treinkaping bij Wijster in 1975, zag de overheid de noodzaak zich meer te bekommeren om de Molukkers in Nederland.

Dit resulteerde in de ‘Faciliteitenwet’ of ‘Wet betreffende de positie van Molukkers’ van 1976. Deze wet bewerkstelligde dat staatloze Molukkers werden ‘gelijkgesteld’ aan Nederlanders. Vanaf dat moment deed het zogenaamde ‘faciliteitenpaspoort’ zijn intrede, met daarin het zinnetje ‘Wordt als Nederlander behandeld’. De staatloze Molukkers kregen hiermee niet de Nederlandse nationaliteit, maar wel dezelfde rechten en plichten als Nederlanders, behalve het kiesrecht en de dienstplicht. In de praktijk leverde het faciliteitenpaspoort regelmatig problemen op aan de grens, omdat het document vragen opriep.

Inmiddels telt de Molukse gemeenschap in Nederland zo’n 71.000 zielen. De meeste derde-, en alle vierdegeneratie Molukkers krijgen automatisch het Nederlands staatsburgerschap met een Nederlands paspoort. Zo krimpt de groep staatloze Molukkers steeds verder. Het streven naar zelfbeschikking en een vrije Molukse staat is voor veel Molukse Nederlanders nog steeds een ideaal; misschien niet meer voor henzelf, maar wel voor hun volksgenoten in de Molukken.

Reisdocumenten te zien in de tentoonstelling Menyala in het Drents Museum in Assen. Foto: Renate Beense


OVER DE AUTEURS

Eric Seleky (1986) is hoofd Marketing & Communicatie van het internationale film- en debatfestival Movies That Matter. Daarnaast is hij onder meer als beeldredacteur verbonden aan deze serie. 

Maurice Seleky (1982) is hoofd Communicatie & Marketing en managementteamlid van het Amsterdam Museum. Daarnaast is hij actief als moderator en auteur.

Bron : https://www.volkskrant.nl/kijkverder/2022/ons-koloniale-verleden/burgerschap-statenloosheid~v546160/

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *