De Banda-eilanden handelden al eeuwen voor de komst van de eerste Europeanen in nootmuskaat. In het voorjaar van 1621 voer Jan Pieterszoon Coen met een grote vloot naar Banda. Het doel van de VOC: totale onderwerping van de eilanden, inclusief het verwijderen van de bevolking.
ls iemand in de supermarkt nootmuskaat of foelie koopt, zal die zich er doorgaans niet van bewust zijn dat deze specerijen onlosmakelijk zijn verbonden met een van de grootste slachtingen in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Die nootmuskaat wordt al eeuwenlang met een zogenoemde gai-gai geplukt op de Banda-eilanden, een eilandengroep die deel uitmaakt van de Molukken in het oosten van de Indonesische archipel. De gai-gai is een lange stok met twee scherpe punten die langs de takken van de nootmuskaatboom worden getrokken. De noten die loskomen vallen in een mandje, dat scheelt bukken en rapen.
Inmiddels wordt nootmuskaat op verschillende plaatsen in de wereld geteeld, maar oorspronkelijk was de noot alleen op de Banda-eilanden te vinden. De noot en de foelie (de rode schil om de pit) waren vanwege hun culinaire en medicinale eigenschappen erg gewild.

De Banda-eilanden maakten daarom al eeuwen voor de komst van de eerste Europeanen deel uit van handelsnetwerken die tot in China, het Midden-Oosten en uiteindelijk ook Europa reikten. De bevolking was georganiseerd in dorpen onder leiding van orang kaya (letterlijk: rijke mensen). Daarnaast vestigden zich op de eilanden Chinese, Arabische, Javaanse en andere handelaren uit den vreemde. Tegen het einde van de 16de eeuw was een deel van de bevolking overgegaan tot de Islam.
De Portugezen die de Banda-eilanden in 1512 bezochten, probeerden in de jaren daarna controle op de lucratieve nootmuskaathandel uit te oefenen. Tevergeefs, want de Bandanezen wisten heel goed wat hun product waard was en dat hun belang bij concurrentie tussen potentiële kopers lag.
Jan Pieterszoon Coen
De eerste Nederlanders kwamen in 1599 in Banda aan. Door middel van verdragen probeerden ze de nootmuskaathandel in handen te krijgen, maar ook zij vingen bot.
Dat kwam mede doordat Engelsen zich hadden gevestigd op de eilanden Ay en Run, die wat verder af lagen van Banda Neira en Groot-Banda. Hun aanwezigheid bood de Bandanezen de mogelijkheid hun producten ook altijd aan hen te kunnen verkopen.
In de volgende jaren tekende zich een patroon van onderhandelingen, machtsvertoon en soms gewapend conflict af tussen de Nederlanders – vanaf 1602 georganiseerd in de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) – en de Bandanezen, die zich gesteund wisten door de Engelsen en de belangrijke handelsstad Makassar.
De frustratie bij de VOC liep verder op nadat in 1609 admiraal Pieter Willemsz Verhoeff tijdens onderhandelingen was gedood. Een van de mannen in zijn gevolg was de jonge koopman Jan Pieterszoon Coen. Sommige VOC-bestuurders meenden dat alleen de totale onderwerping van de Banda-eilanden, inclusief het verwijderen van de bevolking, een oplossing zou bieden. Die gedachte werd uiteindelijk in het voorjaar van 1621 ten uitvoer gebracht. Jan Pieterszoon Coen, inmiddels gouverneur-generaal over alle VOC-bezittingen, voer met een grote vloot naar Banda om voor eens en voor altijd een einde te maken aan het Bandanese verzet ėn de Engelsen uit het gebied te jagen.

De slachting door de Hollanders op Banda in 1621. Beeld: Museum van Banda, Rumah Budaya
In een militaire campagne, die tot de zomer duurde, werden duizenden Bandanezen gedood. Hoeveel het er precies zijn geweest, weten we niet. Het veelgenoemde aantal van vijftienduizend is gebaseerd op een verslag van enkele jaren later. Ruim achthonderd Bandanezen werden als gevangenen afgevoerd naar Batavia en tot slaaf gemaakt. Honderden wisten te ontsnappen en vestigden zich op omringende eilanden in de Molukken, zoals Ceram en de Kei-eilanden. Daar houden ze Bandanese tradities tot vandaag de dag in leven.
Nadat ze waren verjaagd, bleven de Engelsen nog bijna vijftig jaar aanspraak maken op het eiland Run. Bij de Vrede van Breda in 1667 gaven de Engelsen die claim (en op Suriname) op in ruil voor het door hen veroverde Nieuw Amsterdam/New York.

Eerste plantage- en slavensamenleving
In 1621 werd de grond in de Banda-eilanden opgedeeld in nootmuskaatplantages, zogeheten perken. Europese opzichters – perkeniers – produceerden met behulp van slavenarbeid de jaarlijkse nootmuskaatoogst, die torenhoge winsten opleverde. Dat maakt Banda de eerste plantage- en slavensamenleving in door Nederlanders gecontroleerd gebied. Slavernij in de Indonesische archipel zou pas op 1 januari 1860 worden opgeheven.
Wie nu op de Banda-eilanden rondloopt, struikelt bijna letterlijk over de geschiedenis. De forten Nassau en Belgica op Banda Neira en de vele ruïnes van vestingen en begraafplaatsen op de andere eilanden getuigen van het belang van de Banda-eilanden in het Nederlandse koloniale verleden. Daar zijn de inwoners van Banda zich ook van bewust. In 2021 werd de genocide van 1621 op Banda en daarbuiten herdacht met een oproep aan Nederland om zich rekenschap te geven van wat er toen gebeurde. De Bandanezen wachten nog steeds op een reactie.