Mijn vader heeft gestreden voor de Nederlandse driekleur

Mijn vader heeft gestreden voor de Nederlandse driekleur

De grote stilte noemen ze het. De jaren die hun vader diende als KNIL-militair in Nederlandse dienst in het toenmalige Nederlands Indië is voor de kinderen en kleinkinderen een zwart gat, nooit sprak hij erover. De herinneringen daaraan nam Adam Wuarbanaran mee zijn graf in op de Wijhese algemene begraafplaats. Dat zijn laatste rustplaats ruim zeventig jaar na zijn komst in Nederland een historische status krijgt, is een belangrijke gebeurtenis voor de familie. ,,Het is de erkenning dat hij hier hoort.’’

Een speciale gedenkplaquette op het graf wordt vrijdag onthuld. Naast weduwe Jublina Wuarbanaran en de directe familie zullen ook burgemeester Ton Strien en raadsleden Frank Schumacher (Gemeentebelangen) en Jolanda Olthof (CDA) aanwezig zijn. Mede dankzij hun vragen aan het gemeentebestuur heeft Olst-Wijhe besloten het graf te erkennen.

Eeuwige grafrust

Voor zoon Lucas Wuarbanaran (68) is de erkenning van de gemeente Olst-Wijhe een teken dat de loyaliteit van zijn vader aan Nederland gezien is. Helemaal nu er een omslag is ontstaan in het denken over de koloniale geschiedenis. Dat zijn vader nu eeuwige grafrust krijgt, symboliseert ook de keuze van de oud KNIL-militair voor Nederland. In 2005 overleed Adam op 76-jarige leeftijd, na 54 jaar in Nederland.

Het is heel moeilijk om te lezen dat dat optreden nu als terreur te boek is komen te staanLucas Wuarbanaran, Zoon KNIL-militair

Door nieuw historisch onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië is de focus komen te liggen op het onnodig wrede optreden van het KNIL in het toenmalige Nederlands-Indië in de onafhankelijkheidsoorlog. Vorige maand sprak minister-president Mark Rutte excuses uit aan de Indonesiërs voor het stelselmatige Nederlandse geweld.

Lucas Wuarbanaran: ,,We volgen het nieuws daarover. Het is heel moeilijk om te lezen dat dat optreden nu als terreur te boek is komen te staan. Dat onze vader gestreden heeft tegen zijn eigen landgenoten was altijd al ingewikkeld.’’

,,Mijn vader heeft het er nooit over willen hebben. We vroegen hem ernaar, maar dan wuifde hij ons weg en hield zijn lippen op elkaar. Als we op tv een oorlogsfilm keken, dook hij weg. Daar wilde hij niets van weten. Van een oom wist ik dat die wel eens ’s nachts gillend wakker werd van nachtmerries. Bij mijn vader heb ik nooit zo iets gemerkt’’, zegt Wuarbanaran.

Dat hij nu postuum die erkenning krijgt van de gemeente, vind ze mooi, maar toen we het vertelden zei ze heel stilletjes; ‘Maar pappa leeft niet meer’Lucas Wuarbanaran, Zoon KNIL-militair

,,Wat hij gedaan heeft en waar hij geweest is, wij weten het niet. Of hij betrokken is geweest bij wreedheden? Geen idee. Wat we wel weten is dat mijn vader heeft gestreden voor de Nederlandse driekleur. Dat de militairen nu in een hoek worden gedrukt, is moeilijk.’’

,,Dat wij die pijn nu moeten voelen en niet onze ouders, daar ben ik opgelucht over. Mijn moeder leeft nog. Ze is nu 92, maar begint te dementeren. De actualiteit gaat aan haar voorbij. We hebben haar nog wel kunnen vertellen dat zijn graf erkend wordt en nooit geruimd zal worden. Dat hij nu postuum die erkenning krijgt van de gemeente, vindt ze mooi, maar toen we het vertelden zei ze heel stilletjes; ‘Maar pappa leeft niet meer’.’’

Voormalig kamp Westerbork

Als 17-jarige neemt Adam Wuarbanaran, afkomstig van het eiland Tanimbar in de oostelijke Molukken, dienst in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Waar de jonge militair geweest is na zijn opleiding op Ambon, dat weet de familie niet. Na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië werden de KNIL-militairen die dat wilden naar Nederland gerepatrieerd met hun gezinnen. 

In 1951 legt het schip de Fairsea aan aan de Lloydkade in Rotterdam. Aan boord zijn ruim 1800 Molukkers, waaronder Wuarbanaran met zijn vrouw en twee oudste kinderen. ,,Mijn vader, moeder en hun twee kinderen gaan eerst naar kamp Amersfoort en komen vervolgens in het voormalige kamp Westerbork, Schattenberg heette dat toen. Later verhuizen ze naar Kamp Eerde bij Ommen. Daar ben ik geboren. In totaal kregen mijn ouders negen kinderen.’’

Carnaval vieren

Lucas met zijn vrouw Hermien Wuarbanarang. In hun handen een doek van het Molukse eiland Tanimbar. De doek wordt gebruikt bij het onthullen van de plaquette op het graf van de vader van Lucas.
Lucas met zijn vrouw Hermien Wuarbanarang. In hun handen een doek van het Molukse eiland Tanimbar. De doek wordt gebruikt bij het onthullen van de plaquette op het graf van de vader van Lucas. © Ronald Hissink

Als Lucas 7 is, verhuist het gezin naar Rijssen, naar de Molukse wijk. Weer tien jaar later vestigt de familie Wuarbanaran zich in een woning in Wijhe. ,,Mijn vader is dan fabrieksarbeider bij Meesters en krijgt het aanbod om een woning van de fabriek te betrekken. Hij integreert makkelijk, kan goed overweg met de Nederlandse bevolking en maakt vrienden. Met een vriend uit Ommen, ome Gerrit noemden wij die, viert hij bijvoorbeeld altijd carnaval in Oldenzaal.’’

In het overwegend witte Wijhe weten de Wuarbanarans goed te integreren. ,,Wij zijn dan de eerste kleurlingen in het dorp, samen met één ander gezin. We hebben ons hier goed staande kunnen houden. Nadat hij vanwege zijn astma in de WAO belandt, is hij vrijwilliger in ouderencentrum Het Weijtendaal en bij de biljartclub, damclub en kaartclub. Wij voelen ons hier thuis.’’

 Hoe mijn vader dat deed, contact maken met de lokale mensen. Dat wilde hij ook voor ons. Hij had ons hierheen gebracht en moest zorgen dat we hier goed terecht zouden komen. Daar hebben wij als kinderen ook van geleerd.’’ 

Bron : destentor.nl – erkenning-voor-wijhese-oud-knil-militair

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *